"Non nobis Domine,
non nobis, sed nomini Tuo da Gloriam "
De Orde O.S.M.T.H. is ontstaan in 1118. Negen Ridders kwamen samen, daar ze de grote wens koestereden, om een groep te stichten, waarvan de voornaamste doeleinden waren: pelgrims op weg naar Jeruzalem, te beschermen, de veiligheid op de wegen te verzekeren en de Heilige plaatsen te verdedigen. Daarenboven verplichten de Ridders zich tot een zeer strenge kloosterregel van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, zoals de reguliere kanunniken. Ze stonden niet onder het gezag van de Koning van Jeruzalem, maar kregen niettemin van Boudewijn II een terrein en een deel van het paleis – gelegen in de nabijheid van de ruïnes van de tempel van Salomon – toegewezen vandaar dat hun naam ‘Ridders van de Tempel’ in de volksmond omgevormd werd tot “Tempeliers".
De O.S.M.T.H. is ontstaan in 1118. Negen Ridders kwamen samen, daar ze de grote wens koestereden, om een groep te stichten, waarvan de voornaamste doeleinden waren: pelgrims op weg naar Jeruzalem, te beschermen, de veiligheid op de wegen te verzekeren en de Heilige plaatsen te verdedigen. Daarenboven verplichten de Ridders zich tot een zeer strenge kloosterregel van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, zoals de reguliere kanunniken. Ze stonden niet onder het gezag van de Koning van Jeruzalem, maar kregen niettemin van Boudewijn II een terrein en een deel van het paleis – gelegen in de nabijheid van de ruïnes van de tempel van Salomon – toegewezen vandaar dat hun naam ‘Ridders van de Tempel’ in de volksmond omgevormd werd tot “Tempeliers". Gedurende de eerste dertig jaar stond de Orde onder de obediëntie ( gehoorzaamheid) van de Patriarch van Jeruzalem van de Oosterse kerk. Uiteindelijk werd ze in 1139 door zijn Heiligheid de Paus erkend. De Orde is dus gesticht door Ridders (welke hun grote wens het was) en niet door een Koning of religieuze macht of autoriteit. Ze was oecumenisch en volgde haar algemene doelstellingen.
Ze richtte een waarachtige politiedienst en een leger op, in het Koninkrijk Jeruzalem, die er geen had. In de nabijheid van haar huizen (Commanderijen) voelden de pelgrims, de kooplieden, de autochtonen, de moslims en zelfs de Joden zich veilig. Daardoor werden hun vestigingen in korte tijd oorden van voorspoed, kennis, wetenschappen, handel, enz.…De omgang met volkeren uit verschillende horizonten, culturen en godsdiensten kon in zulke gunstige omstandigheden voor de Tempeliers alleen maar heilzaam zijn. Daardoor benijdde Philippe le Bel, koning van Frankrijk hun macht, organisatie en gezag. Hij besloot zich van hun rijkdom meester te maken en beraamde haar ondergang. Op het moment van hun aanhouding op 13 oktober 1307, telde de Orde meer dan 40.000 ridders, verspreid over 9000 Commanderijen.
Op 03/04/1312 sprak paus Clemens V de opheffing van de Orde uit. Inderdaad in zijn Bul “VOX CLAMANTIS” verduidelijkt hij: “ niet bij wijze van vonnis, omdat wij hiertoe het recht niet hebben, maar als voorlopige maatregel of bij apostolische ordonnantie”.
Op 18/03/1314 werden Grootmeester Jacques de Molay en de Preceptor van Normandië levend verbrand op “iles aux Juifs” te Parijs, en dat tegen de wil van de Heilige Vader. Enkel in het Frankrijk van toen werden de Tempeliers vervolgd. Bijna overal elders toonden men zich minder streng ten opzichte van hen. In Portugal, in de Spaanse Koninkrijken, in Duitsland, in Engeland en Schotland werden de Tempeliers niet vervolgd, integendeel.
In 1312, op een bijeenkomst te Salamanca, onder het voorzitterschap van de Aartsbisschop van Toledo, verklaarden de prelaten van het Iberische schiereiland dat de “beschuldigingen vals waren en dat ten behoeve van de Tempeliers nieuwe Dynastieke Ordes moeten opgericht worden. In november 1312, sprak de Synode van Tarragona, de Tempeliers vrij en eindigde haar oordeel als volgt: “Niemand zal voortaan de vermetelheid hebben, om de Tempeliers van Aragon te beschuldigen”. Dit gebeurde eveneens in Salamanca en in Mainz voor de Duitse vorstendommen.
In december 1318 trok de opvolger van Clemens V Paus Johannes de XXII de vonnissen die over de Engelse Tempelbroeders werden uitgesproken in twijfel.
Zoals hierboven vermeld, werden de Spaanse en Portugese milities onschuldig verklaard door de Bisschop van Lissabon en door de concilies van Taragon en Salamanca. Ten gevolge van hun vrijspraak, nam de Koning van Portugal, Denis I, die de mooie tittels kreeg: “Vader van de Natie” “Liberale Koning” en van “Koning ploeger” het initiatief om ridder Jean Laurentii, en Pierre Pétri, kanunnik van Coïmbra, bij Johannes XXII, opvolger van Clemens V te delegeren, om met hem de onderhandelingen te beginnen, met als doel het herstellen van de afgeschafte Orde. Na debatten die zes jaar duurden zijn ze hierin geslaagd, en heeft Denys I de Tempeliers in ere hersteld. De leden van de herstelde Orde noemden zichzelf Ridders van Christus. Ze zwoeren nooit iets te ondernemen, noch publiekelijk noch in het geheim, dat schade zou toebrengen aan de Koning, aan zijn familie of aan zijn Koninkrijk.
Hun regel was deze van de ridders van Calatrava, en dit was de eed die Gils Martin (of Martinez), hun eerste Grootmeester, op 15 maart 1319 uitsprak: “ Ik, meester van het huis van de Militie van Jezus Christus, zal vanaf heden en in de toekomst, trouw en gehoorzaam zijn aan de heilige Petrus, aan de Heilige Roomse Apostolische Kerk en aan zijne Heiligheid de Paus alsook aan zijn opvolgers die canoniek verkozen zijn. De vertrouwelijke mededelingen die zijzelf, hun nuntius of per brief zullen doen, zal ik aan niemand onthullen, om hen niet bewust te schaden. Mijn Orde is veilig en wel, en ik zal hen bijstaan in het verdedigen van het Romeinse pausdom en de voorrechten van Sint Pieter. Ik zal elke Pauselijke gezant met eer bejegenen, en hem bijstaan waar nodig. Indien de synode mij oproept, zal ik er zijn, behalve indien het canonisch recht het mij belet. Elke drie jaar zal ik de Heilige Stoel bezoeken, of door mijzelf of door mijn afgevaardigde, tenzij ik door het Pauselijk gezag ontheven word. De bezittingen die aan mijn huis toebehoren en aan de Orde zoals hierboven, zal ik niet verkopen, zal ik niet weggeven, zal ik niet op het spel zetten; tenslotte zal ik ze noch in leen geven, noch op welke manier dan ook vervreemden zonder de Paus van Rome te consulteren”.
De klederdracht van deze Ridders was dezelfde als deze van de Tempeliers: witte mantel met het rode ridderkruis. Echter werd een kleine wijziging aangebracht, namelijk een klein wit kruis in het grote, met de waarschijnlijke betekenis, dat de Orde gezuiverd werd. Dit kleine witte kruis is tegenwoordig verdwenen, om alleen het originele kruis te behouden.
De archieven van Thomar getuigen dat de eerste ridders die door Martins gerekruteerd werden, voormalige Tempeliers waren. De dignitarissen van de afgeschafte Orde, behielden hun rang in de herstelde Orde. Eerst verplicht tot hun geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, werden de ridders door Paus Alexander VI van hun eerste twee geloften ontheven. Ze werden toegelaten te trouwen, en hierdoor werd de Orde mixte, alleen de broeders werden nog tot het celibaat verplicht.
De Ridders van Christus werden dus de verdedigers van de Portugese Kroon en natie en onderscheiden ze zich in de rol die hen was voorbehouden. Ze behaalden verschillende overwinningen tegen de Moren, en namen in Afrika een groot territorium in bezit. Het is onder de heerschappij van de infant Dom Henri, Hertog van Viseu en zoon van Jean I, dat rond 1400 (de Ridders van Christus hadden zich tot handige zeilers ontpopt) de eerste Europese kolonies werden opgericht. Vanaf, kaap Mogador was het geen enkel Portugees vaartuig toegelaten om onder een andere vlag te varen dan die van de Orde. Het is onder de vlag van de hervormde Tempeliers dat Vasco da Gama India heeft ontdekt, en dat Albuquerque en Dom Juan de Castro hen onderwierp” schreef de Correa de Serra in een nota over de ware erfgenamen van de Tempeliers.
Het werk dat in Portugal verricht werd door de Orde van Christus, werd in Spanje gedaan door de Ridders van Montesa die parallel aan de Orde van Christus werden opgericht, in bijna dezelfde omstandigheden, met wat er nog overbleef van de Militie van de Tempel, onder de auspiciën van Koning Jacques II van Aragon. Zowel de ene als de andere van deze militaire organisaties (want ze werden vlug verwereldlijkt) hadden hun internationaal karakter volledig verloren. Ze dienden alleen hun respectievelijke landen, en werden nooit op eniger wijze gelijkgesteld aan geheime genootschappen.
Tussen 1580 en 1640, ten gevolge van de dood van Hendrik I en het verlies van de onafhankelijkheid van Portugal in de slag bij Alcantara, nam Philips II van Spanje de troon over, waar hij langs moeders zijde Isabella van Portugal recht op had, werd hij Philips I van Portugal. Hierna zijn de Ridders van beide Ordes tot toenadering gekomen.
Ten gevolge van de invasie van Portugal door de Franse legers op 29 november 1807, he vestigde de Orde zich in Frankrijk onder de benaming Orde van de Tempel of Tempeliers, om zich weer in het voetlicht te plaatsen in 1808 met de steun van Napoleon I, die de Orde officieel erkende, wat later door Napoleon III werd bevestigd.
Ten gevolge van de val van de monarchie in Portugal in 1910, werd de Orde van Christus in dit land een gewone eren orde.
In 1894 heeft te Brussel een Generaal Convent plaats, waar beslist wordt, het bestuur van de Orde toe te vertrouwen aan een internationaal secretariaat, kort daarna gevestigd te Brussel.
In 1934, draagt het secretariaat zijn bevoegdheden over aan een regentschapsraad, die op 08/01/1935 Emile Vandenberg als regent verkiest. Met het doel de Orde te vrijwaren, en in afwachting van betere dagen droeg, tijdens de tweede wereldoorlog in november 1942, Vandenberg de Orde over aan de Prior van Portugal. Deze overdracht was noodzakelijk omwille van de door de Nazi’s toenemende druk. Van 1942 tot 1992 werd de Orde geleid vanuit Portugal door de grafelijke familie Pinto de Sousa Fontes.
Ten gevolge van een zeer slecht beheer werd de laatste graaf Pinto de Sousa Fontes niet meer erkend. Eerlijke Ridders, van goede wil, die een serieuze orde wensten op te richten en één te maken, schaarden zich rond DOM André Jean PARASCHI (+), patriarch van de Grieks Orthodoxe kerk in Portugal.
Op 29/12/1992 werd Zijne Heiligheid de patriarch van Alexandrië en Afrika PARTHENOS III (+) van de Orthodoxe kerk uitgeroepen tot geestelijke leider en beschermer van de Tempeliers. Hij erkende officieel de Orde van de Tempel en duidde Monseigneur André Jean Parachi (+) tezelfdertijd aan als Grootmeester van de Orde. Door deze officiële erkenning keerde de Orde terug naar de eerste situatie, en is bevestigd als een Oecumenische Orde, zoals ze was voor de goedkeuring van de Paus in 1129, toen ze zowel van de Paus als van de Patriarch van de Byzantijnse kerk afhing. In 1995 gelastte Dom André Jean Parachi, enkele Ridders om de Orde opnieuw op te richten vanuit België voor de BENELUX, Frankrijk en de Duitstalige landen. In 1995 en 1996 werden onze huidige statuten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd onder onze enige, exacte, volledige en publieke officiële naam te weten:
ORDO SUPREMUS MILITARIS TEMPLI HIEROSOLYMITANI - MILITIAE CHRISTI OECUMENIS -
Afgekort: O.S.M.T.H.M.C.O.